Direct naar artikelinhoud
Recensie

Het lelijke decor van ‘Pelléas et Mélisande’ is vragen om moeilijkheden

Elena Tsallagova (Mélisande) in het onvergetelijke slotbeeld.Beeld MATTHIAS BAUS

De Nationale Opera
Pelléas et Mélisande
★★☆☆☆

Het openingsbeeld was schitterend, het slotbeeld ontroerend. In de drie uren ertussen zat veel loze lelijkheid. Een decor dat in zijn staalharde kilte botst op de verstilde klanken van de muziek – het kan prikkelend contrast opleveren. Maar bij de nieuwe enscenering van ‘Pelléas et Mélisande’ van De Nationale Opera (DNO) werkte het voor geen meter. Het premièrepubliek – een deel was in de pauze al vertrokken – reageer­de met lauw applaus, wat bravo’s, geen enkele boe. Een soort matgeslagen desinteresse. Hoe anders was dat bij de vorige ‘Pelléas’ van DNO in 1993. Euforisch gejuich voor dirigent Simon Rattle en het Rotterdams Philharmonisch Orkest, een mix van afkeurend gejoel en bravo’s voor regisseur Peter Sellars. Het bleek een historische en spraakmakende productie die je niet koud liet en die nog steeds op het netvlies staat.

Blote lijken op de bühne, Mélisande met een groot mes, het kind Yniold met een doodsmaskertje op. Waartoe dit alles?

Deze nieuwe ‘Pelléas’ zal die status niet bereiken, ondanks de luxe van het Concertgebouworkest in de bak. Dat speelde Debussy’s muziek onder leiding van Stéphane Denève met precisie, maar subliem werd het niet. Stoorzenders waren regisseur Olivier Py en zijn decorbouwer Pierre-André Weitz. De eerste kon geen moment duidelijk maken wat hij nou eigenlijk wilde zeggen. De tweede ontwierp kolossale tribunes die bij zo’n beetje elke scènewisseling door vele toneelknechten in steeds andere constellaties werden geduwd. Irritant. Stille muziek in de bak, schuivende stalen gevaartes op de bühne – het is vragen om moeilijkheden. Kling, klang!

Een lelijk decor, zangers die doelloos traplopen of in zogenaamd betekenisvolle poses geparkeerd staan. Een bebloede schapenslachter als herder, die al ver vóór de schapenscène te zien is. Blote lijken op de bühne, Mélisande met een groot mes, het kind Yniold met een doodsmaskertje op. Waartoe dit alles?

Vocaal werd veel goedgemaakt, maar lang niet alles. De enige Franse zanger was Katia Ledoux (Geneviève), en met perfecte dictie sprong zij er in haar kleine rol echt uit. Brian Mulligan overtuigde als een getroebleerde Golaud, met naar het einde toe een stem als een klok, een vervaarlijk beierende. Daarnaast bleef Paul Appleby als zijn halfbroer Pelléas vreemd op afstand. In verschijning en stem zette Elena Tsallagova een mooie, geheimzinnige en breekbare Mélisande neer, dwarrelend over de trappen. Het slotbeeld met haar was onvergetelijk. Peter Rose groeide als de oude Arkel uit tot Tsallagova’s ware tegenspeler. Zijn ontroerende slotmonoloog hakte erin. Maar echt wezenlijk contact tussen deze vreemde familie-leden? Niet bij Py.

Deze ‘Pelléas’ was oorspronkelijk bedoeld voor Daniele Gatti. Wie wil weten hoe subliem tegendraads en interessant hij het aangepakt zou hebben, kan in april volgend jaar naar Milaan. Daar dirigeert Gatti in de Scala wél een nieuwe productie van Debussy’s opera.

Nog t/m 27/6. dno.nl

Een overzicht van de nieuwste recensies van pop, klassiek, wereldmuziek en optredens vindt u hier. Lees hier alles over het Holland Festival.