Direct naar artikelinhoud
OperaIl Barbiere di Siviglia

Deuren klappen dicht, vensters zwaaien open, maar Rosina komt niet helemaal tot leven in De Beers Barbier van Sevilla (drie sterren)

Dirigent Benini had het stuk scherpte kunnen geven, maar hij krijgt Rossini’s spitse klanken niet ­altijd onder elkaar.

Rosina (sopraan Nino Maichadze) pleegt stille sabotage in Rossini's opera Il barbiere di Siviglia.Beeld Marco Borggreve

Veel paardenkonten kom je in de operaliteratuur niet tegen. Alleen al daarom lijsten we de hilarische scène in waarmee regisseur Lotte de Beer het publiek van Rossini’s opera Il barbiere di Siviglia naar de pauze stuurt. Het neppaard in kwestie, een schimmel, loopt in een poppenhuis van buitenformaat de trap op, verdwijnt de hoek om en komt op zolder weer tevoorschijn. Tien meter boven de vrolijke chaos op het toneel wurmt het zijn dikke achterste door een venster. De aars gaat open en klats; daar vallen de vijgen.

Een jaar geleden brak Lotte de Beer met Il trittico van Puccini door in de operametropool München, nu keert ze terug naar Amsterdam met het moeilijkste aller genres: de Rossini­klucht. De barbier van Sevilla, u weet wel, is dat stuk met de uitroep FÍÍÍ-GA-RO, fígaro-fígaro! Zo zingt de kapper annex kwakzalver die de mallemolen van het drama draaiende houdt zijn ­eigen naam.

In tekst en muziek is Il barbiere di ­Siviglia een machinerie waarvan de radertjes perfect in elkaar moeten ­vallen. Extra uitdaging voor een regisseur zijn zangers die al acterend ­onwaarschijnlijk gecompliceerde ­notenslierten uitspuwen. Wat het nog ingewikkelder maakt: in 1772 (toen het oorspronkelijke toneelstuk in Frankrijk verscheen) en in 1816 (toen Rossini zijn muziek schreef) schaterde het publiek om grappen waar wij nu bij wegkijken met schaamrood op de kaken.

Zo staan in Sevilla de ranzige zaken: de steenrijke jonge meid Rosina wordt door haar voogd, dokter Bartolo, achter slot en grendel gehouden. Die ouwe bok wil met haar trouwen, maar krijgt concurrentie van de jonge graaf Almaviva. Na een orgie van list en bedrog krijgt Bartolo lik op stuk en trouwt de jeugd.

Vrolijk tumult in Rossini's opera Il barbiere di Siviglia.Beeld Marco Borggreve

Deuren klappen dicht, vensters zwaaien open in het kluchtige poppenhuisdecor van de Britse toneel- en kostuumontwerper Julian Crouch. Uit zijn verbeelding komen ook de dansende cupcakes waarmee de kleine Rosina, in een flashback, haar verjaardag viert. In die memorabele scène hapt Bartolo, de ploert, een lekker cakeje weg. Rosina krijgt niets en staat alleen.

Even eenzaam staat ze aan het eind van de avond. In de voorbije uren is ze aangerand door Bartolo en voorgelogen door een graaf die zich voordeed als student. Krijgt ze tot slot ook nog de Franse Revolutie over zich heen. Dat brengt de draden van de voorstelling weliswaar bij elkaar, maar legt er een nogal losse knoop in.

Zo breekt de revolutie abrupt uit. Om precies te zijn in de laatste minuten, als het poppenhuis om z’n as draait en Sevilla als bij toverslag in Parijs ligt. Met Franse vlaggen en flambouwen trekt daar het volk voorbij dat eerder uit pure armoe Bartolo’s huis leegroofde. Het is een breinkraker voor wie niet weet dat het toneelstuk uit 1772 knaagt aan rangen en standen. Het geldt als thermometer van het sentiment dat zou uitmonden in de omwenteling van 1789.

Rosina (Nino Machaidze) krijgt muziekles van graaf Almaviva (René Barbera).Beeld Marco Borggreve

Ook het karakter van Rosina wordt schetsmatig uitgewerkt, met vlijtige vooruitwijzingen naar het revolutionaire slot. De rijkeluismeid sjort doorlopend aan haar kennelijk knellende prinsessenjurk. Bij Bartolo, de burgerman, verveelt ze zich dood. Stille sabotage pleegt ze door schilderijen scheef te hangen en een ­teddybeer te onthoofden. Het brengt Rosina niet tot leven. Maar misschien heeft de ­Georgische sopraan Nino Machaidze voor dit personage ook een te voorname keel.

De man die scherpte in de voorstelling had kunnen brengen, dirigent Maurizio Benini, krijgt Rossini’s spitse klanken niet altijd onder elkaar. Hij tolereert wazige spreekzang en vergeet de prima stemmen te kietelen van tenor René Barbera (Almaviva als fatterige geldstrooier) en ­bariton Davide Luciano (een niet heel grappige Figaro).

Gioachino Rossini: Il barbiere di Siviglia. Regie: Lotte de Beer. Nederlands Kamerorkest o.l.v. Maurizio Benini. Amsterdam, Nationale Opera & Ballet, 10/11. Voorstellingen t/m 2/12.

Charmante scharrelaar

De auteur van De barbier van Sevilla, Pierre-Augustin de Beaumarchais, was in alles een kind van zijn tijd.

Hij was horlogemaker, harpleraar, diplomaat, spion, wapenhandelaar en auteur van brisante komedies, zoals De ­barbier van Sevilla. Pierre-Augustin Caron de Beaumarchais (1732-1799) was zo’n charmante scharrelaar waarin de 18de eeuw grossierde. Net als ­Giacomo Casanova gooide hij de erotische netten wijd uit. En net als Lorenzo da Ponte leverde hij operateksten waarbij componisten zich enthousiast in de handen spuugden.

De barbier van Sevilla is het openingsdeel van een trilogie die Beaumarchais voortzette met De bruiloft van Figaro (dat varkentje werd geniaal gewassen door Mozart). Het slotdeel, De schuldige moeder, verdween roemloos ­tussen de kieren van de operakunst. Tot Darius Milhaud er in 1966 zijn drieakter La mère coupable op componeerde.