FeaturedOperarecensie

Lisette Oropesa is een sprankelende Manon

In de bioscoopserie van de Metropolitan Opera werd afgelopen zaterdag Manon in de versie van Jules Massenet vertoond. Lisette Oropesa en Michael Fabiano vormden een schitterend liefdespaar in deze romantische klassieker. Peter Franken woonde de voorstelling bij in filmtheater Pathé Schouwburgplein in Rotterdam.

Lisette Oropesa gaf een zeldzaam mooi optreden. (© Marty Sohl / Met Opera)

De oorspronkelijke geschiedenis van Manon Lescaut en haar lover, de Chevalier des Grieux, dateert van 1731, dus stevig verankerd in de tradities van het Ancien Régime. Massenet gaf in 1884 een eigentijds tintje aan het geheel door het ballet van de Parijse Opéra een prominente plaats te geven in de handeling. Dit anachronisme is leidend gemaakt in de enscenering van Laurent Pelly, die het verhaal heeft gesitueerd in de tijd waarin de opera is ontstaan. De kostuums zijn overwegend eind negentiende-eeuws en alleen kleine verwijzingen naar postiljons en draagkoetsen doen vermoeden dat het verhaal verder teruggaat in de tijd.

Manon is in mijn beleving een vrouw die nooit was voorbestemd om oud te worden. In dat opzicht vergelijk ik haar met Amy Winehouse, die zwaar alcoholverslaafd was. In het sterk biografische ‘Rehab’ zingt ze: “I don’t never want to drink again.” Ofwel, een leven zonder sterke drank komt haar onoverkomelijk doods voor, liever kort leven dan zo leven. De songtekst is uit 2006, vijf jaar voordat ze zich zou dooddrinken.

Manon is evenzeer verslaafd, aan onbeperkte luxe, het leven van de ultieme societygirl die altijd krijgt wat ze wil. Ze laat zich in een opwelling meevoeren door Des Grieux om zodoende aan een bestaan als non te ontkomen. Maar voor deze impulsieve jonge meid verliest het idyllische samenzijn met een verliefde jongeman in een mansarde al snel zijn glans. Overal om haar heen ziet ze rijkdom en de mogelijkheden om hogerop te komen in die wereld liggen voor het oprapen. Ze kiest voor luxe en rijkdom, voor goud in plaats van liefde, en raakt eraan verslaafd.

Michael Fabiano was de gedroomde tegenspeler voor Oropesa. (© Marty Sohl / Met Opera)

Na een intermezzo met Des Grieux, waarin ze liefde en geld tijdelijk kan combineren, komt haar ‘rehab moment’. Net als Winehouse wil ze daar niet aan. Het geld is op en haar lover moet gaan gokken om een vermogen te winnen. “Chevalier, si je te suis chère”, is haar openingszin. Als hij haar wil behouden, zal hij opnieuw aan veel geld moeten komen, anders kan het helaas niet doorgaan. Voor haar is het alles of niets: “Qui sait si nous vivrons demain, a nous les amours, et les roses.” Het leven is in het hier en nu, oud worden is niet interessant. Manon heeft een weeldeverslaving en gaat daaraan ten onder.

De enscenering van Pelly maakt gebruik van vrij sobere decors, de suggestie van een ‘station’, een mansarde, een kerk, etc. De uitbundigheid zit in de kledij van de vrouwen. De mannen zijn gestoken in zwarte kostuums, zoals het de leden van de Jockey Club betaamt. Geheel in stijl maken ze zich meester van de ballerina’s als die klaar zijn met hun optreden. Hier speelt de zogeheten ‘prostitution légère’, waardoor de verhouding van de heren met hun dansende maîtresses werd gekarakteriseerd.

Lisette Oropesa wist in de eerste akte heel leuk een onbevangen jong meisje neer te zetten. In de mansarde was ze al wat wereldwijzer en daarna veranderde haar personage in een luxe feestbeest zonder remmingen. Ook met haar stem wist ze die aanvankelijke overgang op te roepen, geholpen door Massenets muziek natuurlijk. Oropesa klonk in de eerste akte als een opgewonden tiener met enthousiast gezongen coloraturen. Later was ze meer een vrouw van de wereld en tegen het einde liet ze haar stem breken. Het was een zeldzaam mooi optreden in een live-uitvoering, en voor deze sopraan een fantastisch roldebuut. Het publiek beloonde haar na afloop met een ovatie op orkaankracht.

Stertenor Michael Fabiano kon me de studio-opname met Nicolai Gedda niet geheel doen vergeten, maar die vergelijking op zich zegt genoeg. Hij was in alle opzichten de gedroomde tegenspeler voor Oropesa in deze productie. Zijn vele fans in de zaal begroetten zijn opkomst met een kort applaus en na afloop viel ook hem een ovatie ten deel.

De Poolse bariton Artur Ruciński gaf op charmante wijze invulling aan de rol van Manons weinig betrouwbare neef Lescaut. Zonder een poging tot deftig Frans accent in zijn voordracht en met een flinke dosis humor in zijn acteren. Met Kwangchoul Youn als de sarcastische Comte de Grieux kende de cast een luxebezetting in deze rol.

De volgende live-productie vanuit de Metropolitan Opera is Madama Butterfly op 9 november. Zie voor meer informatie onder meer de website van Pathé.

Vorig artikel

Opera in de media: week 44 van 2019

Volgend artikel

Sterk spel redt Don Pasquale in Londen

De auteur

Peter Franken

Peter Franken