Recensies

Lotte de Beer regisseert Aida als pop

Aida met de pop. Zo zal Lotte de Beers nieuwe productie van Verdi’s oriëntaals getinte opera waarschijnlijk de geschiedenis ingaan. Het om zijn triomfscène zo beroemde werk werd eind februari bij de Opéra national de Paris opgevoerd om te vieren dat de opera 150 jaar geleden in Caïro in wereldpremière ging.

Sondra Radvanovsky (links) zit gekleed in een zwart pak naast de poppenspelers te zingen. (© Vincent Pontet / Opéra national de Paris)

Van de triomfscène maakte de Nederlandse, internationaal opkomende regisseur Lotte de Beer een spektakelachtige uitbeelding met negen tableaux vivants. Daarin worden triomfmomenten van historische oorlogshelden getoond. Ook om die aanpak zal deze Aida-productie stevig in het geheugen blijven bij wie de streaming van de première zonder publiek heeft gezien (nog tot en met 20 augustus beschikbaar bij Arte Concert).

In de visie van Lotte de Beer speelt het verhaal over de wederzijdse liefde van een Egyptische legeraanvoerder en een Ethiopische prinses zich niet zozeer af in een pittoreske, oud-Egyptische wereld, maar is het een vertelling over de dominantie van de ene cultuur (de westers-blanke) over de andere cultuur (de Afrikaanse). Zij ziet de strijd tussen de twee volkeren als symbolisch voor begrippen als kolonialisme en racisme, zoals die zich ontwikkelden in de negentiende eeuw. Dat de wereldpremière in dat tijdperk plaatsvond, bood haar de kans om het hele verhaal in die geest in te kleuren.

Merkwaardig is het wel dat het libretto duidelijk stelt dat de Ethiopiërs de oorlog beginnen, en tussen de regels door blijkt dat het niet voor het eerst is. Het zijn barbaren, zingt de boodschapper, aangevoerd door een woesteling, hun koning Amonasro. Dat karakter uit zich in zwarte, primitief uitziende poppen voor Aida, voor haar vader Amonasro en voor de Ethiopische soldaten, die tijdens de triomfscène worden opgevoerd. Zij vormen een schril contrast met de chique sfeer van een westerse hofcultuur bij de Egyptenaren. De upper class geniet van de kunstschatten die geroofd zijn bij het koloniseren. Ze staan tentoongesteld in een museum, in deze enscenering als vervanging van de tempel van Vulcano en de godin Phtha, door Verdi zo geheimzinnig mooi in klank verbeeld.

Hete liefde

Het liefst had De Beer voor de rol van Aida een zwarte sopraan willen hebben, zo vertelt zij in een interview met Arte. Maar ze kreeg van de casting van de Parijse Opéra een blanke, hoogblonde: de geweldige Canadese Sondra Radvanovsky. Haar zwart schminken was geen optie. In samenwerking met de Zimbabwaanse beeldend kunstenaar Virginia Chihota ontstond het idee om een zingende Aida te combineren met een zwarte pop. Chihota verwerkt in haar beeldtaal vaak verwrongen lichamen om de aandacht te vestigen op de doorgaans ondergeschikte rol van de vrouw in Afrikaanse culturen, en op de onderdrukking van mensen zoals in haar geboorteland Zimbabwe.

Ksenia Dudnikova en Jonas Kaufmann als Amneris en Radamès. (© Vincent Pontet / Opéra national de Paris)

De gekneveld uitziende Aida-pop past weliswaar bij de status van slavin in dienst van de Egyptische prinses Amneris (een glansrol voor de Oezbeeks-Russische mezzo Ksenia Dudnikova), maar het karikaturale uiterlijk van de marionet en het gekruip en gedraai van drie poppenspelers hindert voortdurend de aandacht voor de expressieve zang van Radvanovsky. Die staat, gekleed in een zwart pak, naast of achter de poppenspelers, te zingen in de richting van de pop, ook in duetten met Amneris of met Radamès, tenor Jonas Kaufmann. Lotte de Beer moet in de repetities over een enorme overtuigingskracht hebben beschikt om een ster als Kaufmann te laten acteren in samenspel met zo’n afschuwelijk uitziende pop.

In het derde bedrijf, waar Radamès zijn hete liefde voor Aida uitzingt in hun grote duet, vleit de kop van de marionet zich op zijn schouder en veegt Kaufmann met een vinger voorzichtig over het gezicht. Het ziet er geforceerd, onnatuurlijk uit en in de stem klinkt geen overtuiging. Hoe anders reageert hij in de vierde akte, in het duet met Amneris, die Radamès probeert te overtuigen om te kiezen voor háár en het leven. Kaufmann staat en zingt daar vrij en ontspannen in deze confrontatie met de hartstochtelijk expressieve Dudnikova.

Geweldige actrice

In de aankleding – ontwerp van Jorine van Beek – met mooie, negentiende-eeuwse kostuums voor het koor, ziet Dudnikova er wonderschoon uit in haar rijke robe. Kaufmann heeft een degelijk bevelhebberspak en ook de koning (Solomon Howard, een Afro-Amerikaanse bariton, wat in de opzet van De Beer eigenlijk niet past) gaat in vol ornaat. Zij geven deze productie het aanzien van een fraai kostuumdrama. In feite is het een doodkatoenen traditionele enscenering in fors bemeten decorstukken, met een komische invulling van de balletmuziek aan het begin van het tweede bedrijf, omgetoverd tot een scène met luxe hoeren, en met virtuoos uitgevoerde tableaux tijdens de triomfmars.

Ik stelde mij voor dat ook Radvanovsky in bijpassende kleding haar rol had gezongen. Hoeveel spannender zou dat niet zijn geweest. Want zij is een geweldige actrice, die zelfs in haar zwarte pak en met haar uitzonderlijke stemtechniek een niet te vergeten Aida uitbeeldde, zoals in het wonderschone duet ‘Amore, amore, gaudio tormento’ met Dudnikova.

De Beer verklaarde in het Arte-interview dat zij de marionetten gebruikt om de emoties uit te vergroten. Ik vraag mij af of dat nodig is. De componist heeft de tekst en de situaties toch al verheven met melodielijnen, toonsoorten, klankkleuren, ritmes en dynamiek. Luister hoe Verdi op geraffineerde wijze Amneris aan Aida haar geheime liefde voor Radamès laat ontfutselen. Wat voegt een marionet daaraan toe, die tot op de grond wordt neergedrukt, terwijl de zangeres er halfslachtig achter knielt?

Ook het politiseren en het opplakken van hedendaagse meningen over zaken als ras en overheersing hebben weinig zin in gezongen theater. Bij Opera Vlaanderen zag ik ooit een Aida die zich afspeelde in de Mussolini-tijd, toen Italië daadwerkelijk Ethiopië binnenviel en het keizerrijk als kolonie onderwierp. Maar wat droeg het bij aan het liefdesdrama dat Verdi en zijn librettist Antonio Ghislanzoni knap construeerden?

Ksenia Dudnikova, Jonas Kaufmann en Solomon Howard (Il Re) in actie. (© Vincent Pontet / Opéra national de Paris)

Een groot compliment voor het Parijse operahuis, dat zo’n forse en complexe productie in het beperkende coronatijdperk uitbracht. Er werd door het uitstekende koor gezongen met mondkapjes op en ook de musici in de bak – in normale opstelling – droegen mondkapjes, inclusief dirigent Michele Mariotti. Hij is in deze productie de perfecte regisseur, met gevoel voor het klankraffinement in Verdi’s partituur. Het orkest volgde hem daarin met overgave, zoals in de teder en intens gezongen aria ‘O, patria mia’, met prachtige omspelingen in de houtblazers.

In de vocale bezetting zorgde de Franse bariton Ludovic Tézier, gedubbeld door een marionet zonder benen, voor een krachtige uitbeelding van Amonasro. Ook in de kleine rollen waren uitstekende stemmen te horen, zoals Dmitri Belosselsky als raadsman van Radamès. Ondanks de lege zaal bogen alle solisten, dirigent, poppenspelers, koristen, figuranten en orkest voor het stil applaus. Opvallend dat noch Lotte de Beer, noch haar vormgevend team ten tonele kwamen.

Vorig artikel

Internationaal Lied Festival Zeist verplaatst

Volgend artikel

Opera in de media: week 11 van 2021

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman