zondag 25 oktober 2015

Michael Thalheimer met LES TROYENS in Hamburg (***)


GRANDE OPERA DE CHAMBRE

Op de Ruhrtriennale werd "Das Rheingold" onlangs halverwege onderbroken voor een antikapitalistisch manifest van de regisseur. In Hamburg wordt "Les Troyens" in tijdsduur gereduceerd van 5 uur en 15 minuten tot 3 uur 15 minuten. We mogen meer van dit soort creatieve ingrepen verwachten in de toekomst. Daar is ook niks mis mee. Bepaalde delen van een werk kunnen hun aantrekkingskracht voor onze tijd verliezen. Soms zullen coupures of nieuwe inserts het werk verzwakken, soms zullen ze het versterken. Elk geval zullen we apart moeten beoordelen. Partituren behandelen als de heilige graal zal vroeg of laat onhoudbaar blijken. Kunstwerken uit het verleden behoren tot het publieke domein. Een respectvolle dialoog daarmee aangaan is de eigenlijke opdracht van elk productieteam.

"Less is more", zegt Kent Nagano en dan bedoelt hij : als we de partituur onaangetast laten dan zou de voorstelling veel te lang duren. Dramaturgische verdichting was dus het objectief van de nieuwe GMD van de Staatsopera van Hamburg en de partituur werd vervolgens in handen gegeven van de Franse componist en Berlioz-kenner Pascal Dusapin. Die zette het mes in de lijvige partituur maar ik kreeg niet het gevoel iets te missen. Alle grote nummers bleven behouden, soms werden ze een beetje ingekort: het openingskoor, de "Marche et Hymne", het octet met dubbelkoor "Châtiment effroyables", de "Chasse royal et orage", het septet "Nuit splendide et charmante", het liefdesduet "Nuit d'ivresse et d'extase infinie", de finale. "Gloire à Didon", het openingskoor van het tweede deel sneuvelde samen met de choreografie van de ambachten en was daarmee misschien het grootste slachtoffer van de ingreep. Showstoppers als het lied van Iopas en het matrozenlied van Hylas waren daarentegen wel van de partij. De beoogde dramaturgische verdichting was een feit. Of de Dusapin-versie zich zal doorzetten is moeilijk te voorspellen, ze legt de lat voor vele operahuizen aanzienlijk lager en Berlioz zou daar uiteindelijk van kunnen profiteren.

Maar of de opera van Hamburg met deze reductie Berlioz een dienst heeft bewezen durf ik te betwijfelen. Volgens locale commentatoren heeft het orkest met de komst van de nieuwe GMD een quantumsprong gemaakt in kwaliteit. Dat kan ik onmogelijk beoordelen. Van Nagano zijn we een analytische aanpak gewoon, maar helder en gedetailleerd klonk het Philharmonisches Staatsorchester van Hamburg niet. Het klonk wel eens als Verdi of Wagner, maar zelden als Berlioz. De aparte kleuren van de klankwereld van Berlioz waren maar zelden te horen en dat we daar geen periodeinstrumenten voor nodig hebben zoals John Elliot Gardiner meent, hebben Valery Gergiev en Antonio Pappano, om slechts twee recente voorbeelden te nemen, afdoende bewezen. Berlioz krijgt van Nagano zelden de ademruimte die hij verdient. Dynamisch klinkt het orkest onvoldoende gedifferentieerd en het tempo ligt bijna altijd te hoog. Zo werd de pantomime van Andromache voor clarinet solo veel te snel genomen. Nagano blijkt ook geen fan van grote dynamische uitbarstingen, zelfs de verschijning van Hector is bij hem geen echte climax. En waar was de magie van "Nuit splendide et charmante", het magische septet voorafgaand aan het liefdesduet ?

De zaal kampt mijns inziens ook met een akoestisch probleem. De orkestklank ontbeert warmte en expressie in de diepte : de contrabassen, zes in totaal, waren onvoldoende te horen, de pauken ontstegen de orkestbak als een haast ondefinieerbaar dof gerommel.

De prestaties van het koor, scènisch heel vaak geïmmobiliseerd, zijn erg ongelijk. In het prachtige "Marche et hymne" kunnen ze net niet overweldigen. Het miste precisie en dynamische differentiëring. De offstage fanfares klonken dan weer telkens zeer goed.

Olaf Altmans decor kan bezwaarlijk als een grote aanwinst worden genoemd van deze productie. Het decor is een houten kubus, langs de achterzijde afgeboord met een kantelpoort, zoals die van de garage bij u thuis. Ze regelt het verkeer en ze vangt het theaterbloed op dat met emmers vanuit de toneeltoren wordt gestort na de val van Troje. Als metafoor voor bloedvergieten in een oologssituatie, is dat wel erg mager en van hetzelfde kaliber als de rozenblaadjes die hij tijdens het liefdesduet vanuit de toneeltoren over het koppel uitstort. Tijdens de "Chasse royal et orage" zal de kantelpoort een fikse regenbui te verduren krijgen maar het bloed niet helemaal kunnen wegvagen.

Er is geen Trojaans paard te zien en ook geen zicht op de antieke stad Karthago. Michael Thalheimer laat veel over aan de fantasie van de toeschouwer : zo wordt dit door Berlioz als "grande opéra" bedoelde fresco uiteindelijk niets meer dan een grote kameropera.

"Les Troyens" is op een vreemde wijze actueel. Zoals Didon in het tweede deel de Trojaanse vluchtelingen verwelkomt doet ze Mutti Merkel bijna verbleken. Later, wanneer Enée zijn biezen pakt om Rome te stichten, zal ze spijt krijgen van zoveel gastvrijheid. Nu het duidelijk is dat de bondskanselier zich verslikt in haar aanpak van de vluchtelingencrisis, de steun van Turkije zoekt en de EU dreigt over te leveren aan de grillen van de Turken kan men zich de vraag stellen of ze het Paard van Troje aan het binnenhalen is. Het antieke Troje lag, zoals bekend, in het huidige Turkije.

Catherine Naglestad als Cassandre heeft de vage verschijning van een priesteres. In een wit bruidskleed en met haar armen gedrenkt in bloed, raakt ze allen aan die zullen sterven. Ascagne en Enée blijven gespaard. Haar dictie is problematisch, de overgangen naar het borstregister meestal niet zo fraai.

Elena Zhidkova als Didon levert nog de meest uitgebalanceerde vocale prestatie af maar ze zingt en speelt Didon als een kindvrouwtje eerder dan als tragische heldin. Helemaal overtuigen deed ze daarom niet.

Torsten Kerl als Enée moet mooie lyrische frases veil hebben voor het liefdesduet en echte heldentenorale kracht voor zijn afscheidsaria "Inutile regrets" . Geen van beide kon hij waarmaken met zijn nasaal en glansloos klinkende heldentenor.

In 2017 verrijst de magnifieke Elbphilharmonie in de Havencity als nieuwe culturele vuurtoren van Hamburg. Het moet één van de belangrijkste concertzalen van Europa worden. We zijn benieuwd wie behalve Thomas Hengelbrock en het NDR-Sinfonieorchester er de plak zullen zwaaien.

Het volgende rendez-vous met Michael Thalheimer is met Otello in de Vlaamse Opera. We durven hopen dat de Vlaamse lucht hem tot meer geïnspireerde oplossingen zal stimuleren voor dit theatraal veeleisende werk.

Geen opmerkingen: