zaterdag 12 december 2015

Damiano Michieletto met CAVALLERIA RUSTICANA (***) / PAGLIACCI (****) in Londen


© Catherine Ashmore / ROH

PANE, AMORE E GELOSIA

Ik wil u niet teveel vermoeien met mijn eigen biografie maar dat ik lange tijd in een boog om werken als Cav & Pag heb gelopen, heeft twee redenen. Allereerst komt dat door een al te grote vertrouwdheid met beide werken als 12-jarige. Ook al had ik toen nog geen onweerstaanbare Lola's op mijn weg gevonden, ik kon mij bij de geestelijke nood van Turiddu, speelbal van zijn erotische verlangens voor Lola, wel iets voorstellen. Verder genoot de Siamese tweeling van het verismo een kwalijke reputatie. Gerard Mortier verspilde er zijn tijd niet aan. Opera was voor hem emotie én reflectie. Daarin had hij vanzelfsprekend gelijk. Over de eenvoudige liefdesgeschiedenissen en passionele moorden van de Italiaanse melodrama's die het verismo bevolken, valt weinig te reflecteren maar aangedreven door goddelijke muziek gaan ze vaak recht naar het hart. Mortier van zijn kant durfde strontvervelende opera's te favoriseren omdat ze zogenaamd iets te zeggen hadden over onze tijd. Ik denk aan Glucks Alceste bijvoorbeeld dat hij in zijn laatste jaar in Madrid nog eens oprakelde. Mortier voerde daarmee een discussie in het ijle. In 1984 beweerde hij dat binnen 100 jaar publiekslievelingen als La Bohème, Tosca, Il Trittico niet meer gespeeld zouden worden. Ik heb echt geen 70 jaar nodig om te weten dat die voorspelling eerder van toepassing zal zijn op gedrochten als Alceste, met alle respect voor de vernieuwer die Gluck was.

Zowel Mascagni als Leoncavallo waren wagnerianen en wie goed luistert kan er af en toe flitsen uit De Ring in horen. Leoncavallo zal met Crepusculum zelfs een poging ondernemen om een trilogie over de renaissance te produceren naar het voorbeeld van "Der Ring des Nibelungen". Velen die in Pagliacci het betere werk zien, beschouwen Cav als een voorstudie van Pag. Dat is unfair t.a.v. het originelere werk van Mascagni. Twee jaar na zijn première had Cavalleria Rusticana op de affiche gestaan van 290 theaters over de hele wereld. Aangevuurd door Mascagni's succes zal Leoncavallo zich vijf maanden lang opsluiten, de structuur van Cav bijna letterlijk kopiëren en een vergelijkbaar succes boeken met Pag. Het gekke is dat beide werken hun plaats in het repertoire hebben weten te behouden en dat we van de overige output van beide componisten amper nog iets te horen krijgen. Mascagni zei ooit: "Spijtig dat Cavalleria Rusticana zo vroeg kwam. Ik was al gekroond alvorens koning te zijn."

Als compositie beleeft Cavalleria Rusticana geen enkel zwak moment. De prelude is nog maar net gestart of de prachtige siciliano " O Lola, ch'ai di lattti la cammisa" stroomt uit de keel van de tenor van dienst. Die wordt meestal off-stage gezongen zoals onlangs nog bij David McVicar in New York. Dat heeft doorgaans voor gevolg dat deze prachtige melodie amper te horen is, terwijl ze van een cruciale betekenis is voor het stuk. Immers, Turiddu aanvaardt van bij de aanvang het risico en de consequenties van zijn lust voor Lola. Dat is wat deze aria zegt. Voor ons, mannen, ook de 12-jarigen, begint hier de identificatie met de onfortuinlijke tenor. "A sipario calato", zo heet het in de regieaanwijzing, wat zoveel betekent als "achter gesloten doek". In Salzburg (regie Philip Stölzl) zong Jonas Kaufmann de aria met de rug naar het publiek en dat was een heel goede oplossing. Damiano Michieletto laat het stuk openen met het eindbeeld: in het vale schijnsel van een straatlantaarn zien we het lijk van Turridu, omsingeld door de starre blik van de dorpelingen. Turridu's aria klinkt hier als die van een spook. Ze klinkt ook heel erg off-stage en dat is gewoon zonde.


© Catherine Ashmore / ROH

Michieletto had het leuke idee om de beide werken scenisch door mekaar te weven. Zo laat hij Beppe posters voor de voorstelling van Pagliacci aanplakken op de muur van bakkerij Panificio, het familiebedrijfje van Mamma Lucia. Tijdens het intermezzo van Cav laat hij Silvio en Nedda hun eerste coup de foudre beleven. Tijdens het intermezzo van Pag zien we dan weer hoe een gebroken Santuzza tevergeefs troost zoekt bij de dorpspastoor.

Het is een streng katholiek Sicilië anno jaren 80 dat Michieletto ons hier voorhoudt: Cav speelt in de bakkerij, Pag is voorbehouden voor het plaatselijke parochiezaaltje om de hoek. Mamma Lucia, meestal in de weer met het kneden van het deeg, speelt de typische mater familias maar Elena Zilio verliest zich al te vaak in overacting. Het koor is expressieloos en ageert fantasieloos. Met een onverschilligheid die niets van zijn innerlijke tweestrijd blootgeeft, krijgt Turiddu van Aleksandrs Antonenko een heel ongeschikt profiel. Hij is een grotere bruut dan Alfio en je verwacht niet meteen dat hij van hem een mes tussen de ribben zal krijgen. Santuzza reduceert hij tot niets meer dan tot collateral dammage van zijn passie. Alfio is een goedgemutste patser die schimmige zaakjes bedrijft en uit de koffer van zijn geblutste Fiat nagemaakte handtassen opdiept voor de dorpelingen.

De veelvuldige scènewisselingen lossen Michieletto en zijn scenograaf Paolo Fantin op met een draaitoneel. Dat is vooral nuttig in Pagliacci wanneer de actie voor en achter de scène voortdurend afwisselt tot de dronken Canio het verschil tussen theater en realiteit niet meer ziet.

Heeft Antonio Pappano onlangs een beroerte gehad of zo? Is dit de muziek waarmee hij is opgegroeid en die hij tot in zijn bloedbanen aanvoelt? Cav was lusteloos, traag van tempo, afgelikt en zonder het minste dramatisch engagement. Pas met Pag zal het orkest zorgen voor brandstof en de scenische handeling aanvuren. Pag wordt daardoor het sterkere stuk. Een bijkomende meevaller voor Pag is dat de avond scènisch wordt gered door de charismatische Carmen Giannattasio als Nedda. Giannattasio is een rasactrice en een natuurtalent. Ik kan geen vijf sopranen opnoemen die met zoveel natuurlijkheid over het toneel weten te bewegen. Ook al is het niet de beste muziek van de avond, haar vogeltjesmonoloog "Stridone lassù" en het daaropvolgende duet met Silvio (Dionysios Sourbis) maakt ze tot het hoogtepunt van de avond. Met zoveel talent in huis kan de grote carrière niet uitblijven temeer daar ze over een heel behoorlijke lirico-spinto sopraan lijkt te beschikken.

Eva-Maria Westbroek , altijd een beetje onbeholpen als ze gewone mensen moet spelen, verleent Santuzza een niet ongepaste wagneriaanse projectie, ditmaal echter zonder noemenswaardige problemen met het vibrato.

Aleksandrs Antonenko kon meer boeien als Canio dan als Turiddu. Zijn voordracht is niet altijd intonatiezuiver, het timbre blijft teleurstellen zonder enige baritonale warmte. Als Canio kon hij wat van de intensiteit van Otello in zijn spel brengen en met "Vesti la giubba" en "No Pagliacco non son" bereikt hij zijn hoogtepunt.

Dimitri Platanias als Alfio en Tonio heeft al acteur weinig te bieden. Met zijn kernachtige bariton presteert hij het best tijdens de proloog van Pag, het spiegelbeeld van de siciliano in Cav.

Cavalleria Rusticana/Pagliacci is een co-productie met de Munt. Hopelijk kan men in Brussel leren van de fouten die in Londen zijn gemaakt.

Vorige woensdag maakte Kasper Holten bekend dat hij zijn contract als artistiek directeur niet zal verlengen. Na zijn laatste productie, "Die Meistersinger von Nürnberg", verlaat hij de ROH in maart 2017. De officiële reden is dat hij meer tijd aan zijn gezin wil besteden. Iets zegt mij dat dat maar de halve waarheid is want van de vernieuwing, die Holten belichaamde, is niet veel terecht gekomen. Kan het zijn dat hij baalt van de conservatieve Britten ? Dat die er wel degelijk zijn had Damiani Michieletto vorig seizoen nog aan den lijve ondervonden toen hij de goegemeente choqueerde met een semi-realistische verkrachtingsscène in Guillaume Tell. Daar was helemaal niets mis mee. Alsof een verkrachting een pretje is! Soms wens je conservatieve, theatervijandige operaliefhebbers een etmaal lang op te sluiten in het theater van Jan Fabre. De catharsis zal niet uitblijven.

Geen opmerkingen: