woensdag 20 september 2017

Achim Freyer met Parsifal in Hamburg (*****)

Andreas Schager als Parsifal
© Hans Jörg Michel
TRAU DICH, DEUTSCHLAND

Met Parsifal heeft Wagner tekst en muziek geschreven voor een “Bühnenweihfestspiel” dat zich vooral inlaat met de innerlijke wereld van de personages. Parsifal doet dan ook zijn voordeel met een regisseur die denkt in beelden. Goed idee dus van intendant Georges Delnon om theatermagiër Achim Freyer uit te nodigen voor deze nieuwe productie van Parsifal die de met een zekere cultstatus omgeven productie van Robert Wilson uit 1991 moest vervangen in Hamburg.

Achim Freyer heeft er nooit een geheim van gemaakt dat de geconstrueerde werkelijkheid van Robert Wilson een overweldigende invloed op hem heeft gehad na het zien van diens regie van "Einstein on the Beach" in Hamburg, ergens in de jaren 1970. Sindsdien is hij een gelijkaardige licht- en bewegingsregie gaan hanteren. Net als Wilson is Freyer regisseur, scenograaf, costumier en lichtontwerper. Net als Wilson creëert Freyer zijn eigen realiteit en laat hij volop dromen. Net als het theater van Wilson is zijn theater sterk anti-naturalistisch en anti-psychologisch en gooit hij alle historische of politieke ballast overboord. Sterker nog, hij vindt het zijn plicht "wesentliche Werke unserer Zeit vor den Verirrungen der Interpretationen zu retten". Een straffe uitspraak. ”Dieses Stück bleibt ein absolutes Geheimnis und muss es auch bleiben, sonst geht die Fantasie des Zuschauers kaputt”, vertelde hij aan de Süddeutsche. “Wenn man auf der Bühne nach Aktualisierungen sucht, fängt die Oper an zu scheitern. Dann illustriert die Inszenierung nur noch und die Figuren werden so klein, das man sich fragt, warum sie überhaupt singen”. Daarmee is het laatste woord niet gezegd over de werkgetrouwheid waarmee een werk als Parsifal benaderd dient te worden maar de regisseurs die zich in dit gezegende Parsifaljaar, met nieuwe producties in Parijs, München en Baden-Baden, met Freyer zullen meten, weten nu reeds dat Freyers weg één van de wegen is die succesvol is. Bleek zijn Ring des Nibelungen in Mannheim, ondanks de sublieme momenten, uiteindelijk onevenwichtig, met deze seizoensopener heeft Freyer een scenografisch meesterwerk afgeleverd dat de hele avond lang een congeniale symbiose zal aangaan met Wagners muziek.

Een cilindrische dragende structuur met 4 niveau’s vormt de ruggegraat van het decor. Ze wordt aangekleed door Freyers penseel en door diens videoprojecties en suggereert een graalswereld in de vorm van een oneindige spiraal, langs boven en langs onder begrensd door een spiegelend vlak. Afhankelijk van de zitplaats kan ook de toeschouwer er zich in spiegelen. Het volledige proscenium wordt overspannen door een gaasdoek dat zo transparant kan worden gemaakt dat het volledig onzichtbaar wordt en zo knap als hier heb ik deze techniek nog nooit toegepast gezien.

Zwart is de grondkleur. Zwart is ook het eerste woord dat geprojecteerd wordt. Toetsen van Malevitsj en “art brut” brengen kleur en beweging in decor en kostuums. Wie voorbij de grime en de buitenissige kostuums kijkt, ziet menig bloedmooie scène. Dode momenten vult Freyer op met een abstract lichtspel van golven. Het schimmenspel tijdens de ouverture is als een expositie van de personages. Titurel peddelt rond in een rolstoel met een hoofd als een ei. Amfortas houdt het midden tussen een Golgotha-Christus en een circusartiest. Twee dienaars met zwarte Goya punthoeden zullen hem helpen bij het stelpen van zijn bloeding. Parsifal is zowel een Pierrot als een prins uit het No-theater. Zijn lichaamstaal is beperkt. Vaak houdt hij de handen naast het hoofd, de vingers gestrekt, alsof hij verwondering en openheid van geest tracht voor te wenden. Kundry met meterslange dreadlocks is zowel een gothic personage als een chtonisch personage verwijzend naar het slangenhoofd van Medusa. Met groen kitscherig glitterpak, roze schoenen, Trumpkapsel en een oversized plastron die hij breed over zijn schaamstreek laat hangen heeft Klingsor de allure van een figuur uit een revue. Gurnemanz’ outfit spoort eerder met een monnik uit het Oosten.

Bloed bestaat niet in het theater van Freyer. Wanneer Klingsor zich ontmant doet hij dat met een circustruuk: met een rode lap die hij uit het niets tovert, suggereert hij de ingreep. Van de zwaan die we niet te zien krijgen dwarrelen veren vanuit de toneeltoren samen met een rood doek. Het opmerkelijke is dat de licht ironiserende toets die Freyer zijn reine dwaas meegeeft alle scènes die zo vaak banaal, saai of onvrijwillig komisch werken, hier een natuurlijk bedding vinden.

Een metalen buizenconstructie daalt uit de toneeltoren tijdens de Verwandlungsmusik. Ze draait rond met fraaie spiegeleffecten en herschept de spiraal in een vortex temporum. Maar Freyer durft ook in te zetten op het ritueel en de spiritualiteit van het stuk. Het koor stelt hij daarvoor vertikaal op en dat is altijd de beste oplossing. Als gemeenschapsstichtend symbool is de graal geïndividualiseerd : al de graalridders onsteken elk apart een lamp die ze later ook rood zullen doen opgloeien. Tijdens het hoogtepunt van de eerste graalsceremonie wandelt een meisje met een groot mannenhoofd en een plooirokje als een lichtende lampekap langzaam door het beeld. Dat is erg fraai maar van een David Lynchiaanse raadselachtigheid. Tweemaal zal een man met een kinderwagen en een vanitas doodshoofd ons herinneren aan de betrekkelijkheid van het leven.

Vladimir Baykov als Klingsor
© Hans Jörg Michel

Terwijl Klingsor dolt met een ipad brengen zijn multiculturele bloemenmeisjes onze held de eerste appetijt bij voor de vrouwenborst. Die zijn in alle maten en gewichten aanwezig in deze Felliniaanse scène. Op kleurige ballonnen mag onze held reeds oefenen. Ook hier is de scène op een natuurlijke wijze innemend grappig. Parsifal heeft daarmee een decisieve stap gezet in zijn leeproces. Was het Pierre-Auguste Renoir niet die meende : “Vertrouw nooit iemand die door de aanblik van een schone vrouwenborst niet buiten zinnen raakt”. De nieuwe inzichten die Kundry's kus hem opleveren deelt Parsifal met zijn spiegelbeeld.

Het derde bedrijf levert geen nieuwe scenografische ideeën meer. In de slotscène desintegreert de graalswereld. Een spiegel daalt uit de toneeltoren, spiegelt het orkest, de zangers, het publiek. Gurnemanz dommelt in slaap in een hoekje, Amfortas verdwijnt en Kundry doet een laatste opmerkelijke entree. De graalsgemeenschap staat in de leegte van de toneeltoren “Höchstes Wunder” te zingen, verlamd door koudwatervrees. “Trau dich, Deutschland”, lijkt Parsifal te zeggen, gloriërend in het voetlicht als een levende verkiezingsaffiche.

Andreas Schager als Parsifal laat de best projecterende stem horen van de avond. Sinds zijn Parsifaldebuut in Berlijn lijkt hij te zijn gegroeid en op de stem zit nog helemaal geen sleet. "Amfortas, die Wunde" was grandioos. We misten alleen het baritonaal timbre dat hem dichter in de buurt van Jon Vickers zou hebben gebracht. Hij veroorloofde zich ook een opmerkelijk rubato in zijn duet met Kundry. Daarmee heeft hij zich nu toch wel definitief opgewerkt tot de champions league onder de heldentenoren van vandaag.
Claudia Mahnke als Kundry kwam vaak in de problemen bij het overschakelen naar het borstregister. Gelukkig kon ze dat beperken tot een minimum in het tweede bedrijf. De Irre-Rufe waren uitstekend. Wolfgang Koch als Amfortas was eerder teleurstellend. Hij heeft de minst projecterende stem van de avond en sinds Peter Mattei zich de partij heeft toegeëigend weten we ook hoeveel er met die partij te beleven valt. Met Koch gaat de carrière niet echt in stijgende lijn. In München zal hij switchen naar Klingsor. Kwangchul Youn als Gurnemanz heeft het vibrato meestal goed onder controle. De stem is doorgaans voldoende helder en articuleren doet hij met smaak en voldoende gravitas. Voor een Koreaan is zijn dictie verrassend goed. Dit was de beste prestatie die ik al van hem gehoord heb. Vladimir Baykov die in Erl nog een uitstekende indruk had nagelaten als Wotan leverde een bijtend gearticuleerde Klingsor af met een mooi timbre.

Kent Nagano en het Philharmonisches Staatsorchester Hamburg namen de prelude traag maar spanningsvol en toonden zich als een congeniaal partner van de scène. Vroeger heb ik reeds gewag gemaakt van akoestische problemen maar daar viel dit keer weinig van te merken. De orkestrale tutti leken niet altijd even transparant maar individuele instrumentengroepen als contrabassen, pauken, de solo basclarinet, het slagwerk tijdens de transformatiemuziek kregen in het klankbeeld een mooie definitie. Elektronisch of niet, de klokken klonken erg fraai en de Verwandlungsmusik was tweemaal overweldigend, de koorscènes adembenemend.

De volgende afspraak met Parsifal is gepland in Zürich in de regie van Claus Guth.

Geen opmerkingen: